woensdag 29 februari 2012

Schrikkeljaar / schrikkeldag!

Vandaag is het 29 februari, een schrikkeldag. Daar hoef je niet van te schrikken hoor. Het is een extra dag die één keer in de vier jaar voorkomt.

De Geschiedenis
De oude Egyptenaren wisten al in 237 voor Christus dat de aarde één hele ronde om de zon maakt als de aarde zelf 365 en een kwart keer is rondgedraaid. Daarom spraken ze af dat er om de vier jaar één extra dag in het jaar zit. Daar maakten ze een extra feestdag van!
 In de tijd van Julius Caesar, 45 jaar voor Christus, werd er een 'nummerloze dag' afgesproken: een dag zonder datum, tussen 23 en 24 februari. Dat is na een aantal jaren een extra dag geworden: 29 februari.
Later kwamen de geleerden erachter dat de kalender nog steeds niet helemaal klopte. Iedere 1000 jaar liep de kalender 8 dagen achter op de zon! Daarom hebben ze in de 16e eeuw tien dagen weggelaten. De week ging ineens van donderdag 4 oktober naar vrijdag 15 oktober 1582.
Om te voorkomen dat ze dezelfde fout zouden maken, werd afgesproken dat een je een schrikkeljaar altijd door vier kunt delen, behalve de eeuwen. Daarom zijn 2004, 2008 en 2012 wèl schrikkeljaren, maar is 2100 dat niet. Het jaar 2000 was wel een schrikkeljaar, omdat je het kunt delen door 400.

De Naam
Het woord "Schrikkeljaar" komt van het oude Middelnederlandse woord "scricken", wat betekent: met grote passen of springen.

Nog meer 'schrikkels'?
Er bestaat ook een schrikkelseconde. Dat is een extra seconde die ongeveer elk anderhalf jaar wordt opgeteld bij de gewone tijd, om kleine afwijkingen in de atoomklok bij te stellen.
een atoomklok

Alles over navelpluis

Misschien heb je het zelf, misschien heb je het wel eens bij iemand anders gezien: navelpluis. Zo'n wollig propje in je navel. Mensen hebben het al eeuwen lang, maar pas sinds kort weten we precies wat het is en waar het vandaan komt.

De Feiten


Jongens hebben het vaker dan meisjes, en grote mensen vaker dan kinderen. In de winter komt navelpluis vaker voor dan in de zomer. Meestal is navelpluis blauw.

De Vragen

  1. Wat is navelpluis eigenlijk?
  2. Waar komt navelpluis vandaan?
  3. Waarom is het meestal blauw?
  4. Waarom hebben jongens het vaker dan meisjes?
  5. Waarom hebben grote mensen het vaker dan kinderen?
  6. Waarom heb je in de winter meer kans op navelpluis?
  7. Welk kledingstuk geeft het meeste pluis?
De Antwoorden
  1. Navelpluis is gemaakt van dode huidcellen en vezels van je kleren.
  2. Navelpluis komt van je kleren die langs je lichaam schuren. Daardoor komen er vezeltjes en huidcellen los. Omdat de haartjes op je buik naar je navel wijzen, beweegt al het pluis daarnaartoe.
  3. De meeste mensen dragen kleding met blauwe vezels, zoals een spijkerbroek. Er komt daarom meer blauw pluis los.
  4. Jongens hebben langere en dikkere haartjes op hun buik dan meisjes. De vezels blijven daarom beter hangen.
  5. Grote mensen hebben meer haar op hun buik dan kinderen. Daarom 'vangen' ze meer vezels uit hun kleren.
  6. In de winter draag je meer kleren om warm te blijven. In de zomer draag je soms alleen zwemkleding en heb je een blote buik. Dan heb je geen vezeltjes om te vangen met je buikhaartjes...
  7. Dat is een vraag voor een experiment, omdat het bij iedereen anders kan zijn. Hieronder lees je hoe je het kunt onderzoeken.

Dit heb je nodig:
  • je navel
  • onderbroek
  • gewone broek
  • shirt
  • trui
  • vergrootglas
Dit moet je doen:
Stap 1
Probeer verschillend gekleurde kleding. Bijvoorbeeld een witte onderbroek, een blauwe spijkerbroek, een groen shirt en een rode trui. Je kunt dan later makkelijk herkennen waar de vezels vandaan komen. Als je 's ochtends gedouchet hebt, gebruik dan een handdoek met weer een andere kleur. Misschien komen daar ook wel pluisjes van in je navel terecht...

Stap 2
Draag je kleren de hele dag. Beweeg zo veel mogelijk, zodat je lichaam lekker veel vezels kan losmaken.

Stap 3
Controleer of er aan het einde van de dag een pluisje in je navel zit. Heb je geen pluisje? Dan zitten er niet zoveel haartjes op je buik. Misschien kun je aan je ouders of iemand anders vragen of die het experiment voor je wil doen.

Stap 4
Heb je een pluisje gescoord? Onderzoek het met het vergrootglas om te zien welke vezels er het meest inzitten. Heb je veel shirt-vezels? Of juist veel spijkerbroek-vezels? Misschien alleen maar onderbroekvezels...

donderdag 9 februari 2012

Test de dichtheid van water in vloeibare vorm en in vaste vorm!

Met het experiment hieronder kun je de 'dichtheid' van water testen, vergeleken met olie. Dichtheid heeft te maken met de allerkleinste deeltjes van een stof en hoe dicht die bij elkaar zitten. Die kleine deeltjes, de moleculen, zitten meestal vast tegen elkaar aan in een vaste stof en ze kunnen langs elkaar bewegen in een vloeistof.
In een vaste stof zitten de deeltjes dichter tegen elkaar, dus heeft die stof een hogere dichtheid dan wanneer die stof smelt en verandert in een vloeistof. Daarom zinken dingen met een hoge dichtheid door vloeistoffen met een lage dichtheid. Nu gaan we testen of dat ook zo is met water en ijs in een dubbel experiment!

Dit heb je nodig:
- een maatbeker
- een glas
- twee ijsblokjes (of ijspegels)
- olie (bijvoorbeeld zonnebloemolie)
- water

Dit moet je doen voor het eerste gedeelte:
Stap 1:
Doe het ijsblokje in de maatbeker. Giet water bij het ijsblokje, tot die net onder het water komt. Als het blokje blijft drijven, houd je hem onder met je vinger. Noteer hoeveel water er in de maatbeker zit.

Stap 2:
Laat het blokje los en wacht tot deze helemaal gesmolten is. Meet nu hoeveel water er in de maatbeker zit.

Dit gebeurt er:
De watermoleculen in het ijs zitten in een kristalvorm. De moleculen passen in het ijsblokje precies op elkaar, maar hebben meer ruimte nodig dan de moleculen die vrij kunnen bewegen in het vloeibare water. De dichtheid van ijs is dus lager dan de dichtheid van water! Als het goed is heb je dit gemeten in de beker - het ijsblokje had meer ruimte nodig dan het gesmolten water. Het leek waarschijnlijk alsof er minder in de beker zat bij de tweede meting.

Dit moet je doen voor het tweede gedeelte:
Stap 1:
Vul je glas voor de helft met olie. Denk je dat een ijsblokje in olie blijft drijven? Doe je ijsblokje in het glas met de olie.

Stap 2:
Observeer (kijk goed) wat er gebeurt als het blokje smelt!

Dit gebeurt er:
We hebben al getest dat ijs een lagere dichtheid heeft dan water. Dat komt omdat de moleculen verder uit elkaar staan in ijs dan in water. Nu heb je gezien dat ijs zelfs een lagere dichtheid heeft dan olie! Maar als het ijs smelt, zinken de druppels door de olie naar beneden. Het water heeft een hogere dichtheid dan olie!

Wil je eens iets nieuws proberen? Bevries maar eens wat olie en probeer dit experiment met bevroren olieblokjes! Je krijgt dan hele andere resultaten... Laat ons weten wat er gebeurt en je kunt een Mad Science goodybag winnen!!!